Aller au contenu

aandeelhouder

Définition, traduction, prononciation, anagramme et synonyme sur le dictionnaire libre Wiktionnaire.
Composé de andeel (« action ») et de houder (« titulaire »).
Nombre Singulier Pluriel
Nom aandeelhouder aandeelhouders
Diminutif aandeelhoudertje aandeelhoudertjes

aandeelhouder \ˈaːn.deːlˌɦɑu̯.dər\ masculin (pour une femme, on dit : aandeelhoudster)

  1. Actionnaire.
    • de (gezamenlijke) aandeelhouders
      l’actionnariat.
    • grote aandeelhouders
      gros actionnaires.
    • De aandeelhouders werden erg zenuwachtig over een mogelijk naderende beurskrach.
      Les actionnaires sont devenus très inquiets face à l’imminence d'un possible krach boursier.

Taux de reconnaissance

[modifier le wikicode]
En 2013, ce mot était reconnu par[1] :
  • 99,6 % des Flamands,
  • 100,0 % des Néerlandais.

Prononciation

[modifier le wikicode]
  • aandeelhouder sur l’encyclopédie Wikipédia (en néerlandais) 

Références

[modifier le wikicode]
  1. Marc Brysbaert, Emmanuel Keuleers, Paweł Mandera et Michael Stevens, Woordenkennis van Nederlanders en Vlamingen anno 2013: Resultaten van het Groot Nationaal Onderzoek Taal, Université de Gand, 15 décembre 2013, 1266 p. → [lire en ligne]