Naar inhoud springen

Schouderdystocie

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Esculaap
Neem het voorbehoud bij medische informatie in acht.
Raadpleeg bij gezondheidsklachten een arts.
Schouderdystocie

Schouderdystocie (ICD-10 O66.0) is een wanverhouding tussen het kind en het geboortekanaal van de moeder gedurende een vaginale bevalling, waardoor de schouders ingeklemd raken.[1]

Bij schouderdystocie blijft de voorste schouder steken (hokken) achter het schaambeen (pubis) van de moeder.[2] Als het hoofdje geboren is, treedt er daardoor een probleem op bij de afwikkeling van de romp van het kind. Dit komt bij ongeveer 1% van alle bevallingen voor.[3]

Er zijn twee grote problemen bij een schouderdystocie:

  • Asfyxie: het kind kan nog niet ademen doordat het vastzit met de romp in het baringskanaal; hierdoor krijgt het kind zuurstoftekort.
  • Mechanische beschadiging van het kind door de pogingen om het kind los te krijgen, zoals een zenuwbeschadiging (Erbse-parese).

Risicofactoren

[bewerken | brontekst bewerken]
  • groot kind, door o.a. suikerziekte, obesitas van de moeder, serotiniteit
  • langdurige ontsluiting/uitdrijving
  • bekkenafwijking
  • kunstverlossing

50% van de zwangeren heeft geen van deze risico's

Behandeling & procedures gedurende de bevalling

[bewerken | brontekst bewerken]
  • hulp halen
  • episiotomie
  • Suprapubische impressie (= Rubin I manoeuvre)
  • McRoberts manoeuvre
  • Woods manoeuvre
  • Rubin II manoeuvre
  • "Afhalen" van de achterste armpje (= Barnum manoeuvre)
  • Gaskin all fours manoeuvre
  • breken van het sleutelbeen (clavicula)
  • symfysiotomie
  • Zavanelli manoeuvre en keizersnede