bruusk

• Geluid:  bruusk    (hulp, bestand)

• bruusk

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘kortaf’ voor het eerst aangetroffen in 1650 ^[1]
• ^[2]

bruusk ^[3]

1. met plotselinge, kort afgebroken gebaren, woorden

   ▸ 'Ach, schei toch uit,' interrumpeerde Sander hem bruusk.^[4]

• bruuskheid

• abrupt, bars, kortaangebonden, kortaf, plotseling

• Het woord bruusk staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "bruusk" herkend door: