luipaard

• Geluid:  luipaard    (hulp, bestand)

• lui·paard

• Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘katachtige’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1285 ^[1]
• Van het Oudfranse lupart, van het Latijnse leopardus (leo betekent leeuw en pardus panter)

luipaard o of m

1. (roofdieren) bepaald soort zoogdier, Panthera pardus , een katachtige

• katachtigen, roofdieren, zoogdieren, gewervelden, chordadieren, dieren

• Afrikaanse luipaard, amoerpanter, Anatolische luipaard, Arabische luipaard, Indische panter, Javaanse panter, Noord-Chinese panter, Perzische panter, Sri Lankaanse panter, zanzibarluipaard

• jachtluipaard, rietluipaard, zeeluipaard

• sneeuwluipaard

• gespikkelde luipaardhaai, gevlekte luipaardhaai, luipaarddraakvis, luipaardgekko, luipaardgrondel, luipaardhaai, luipaardkikker, luipaardleguaan, luipaardleguanen, luipaardlichtmot, luipaardpantsermeerval, luipaardslang, luipaardtrekkervis
• luipaardbontjas, luipaardman, luipaardtekening, luipaardvel

• Het woord luipaard staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.

• In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "luipaard" herkend door:

• Zie Wikipedia voor meer informatie.