Naar inhoud springen

meander

Uit WikiWoordenboek
Een meander van de Dnjestr op Wikipedia (nl) nabij Zalishchyky (Oekraïne)
  • me·an·der
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘rivierbocht’ voor het eerst aangetroffen in 1733 [1]
  • naar de rivier van die naam (thans Menderes) in Klein-Azië
enkelvoud meervoud
naamwoord meander meanders
verkleinwoord

de meanderm

  1. naar de tegengestelde richting terugkerende bocht in een rivier
  2. (in het meervoud) randversiering bestaande uit rechthoekige gebroken lijnen
vervoeging van
meanderen

meander

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meanderen
    • Ik meander. 
  2. gebiedende wijs van meanderen
    • Meander! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van meanderen
    • Meander je? 
89 % van de Nederlanders;
80 % van de Vlamingen.[2]