Naar inhoud springen

monster

Uit WikiWoordenboek
  • mon·ster
enkelvoud meervoud
naamwoord monster monsters
verkleinwoord monstertje monstertjes

het monstero

  1. schrikwekkend wezen
    • Sommige kinderen zijn bang van monsters onder hun bed. 
  2. een kleine hoeveelheid willekeurig ontnomen aan een grotere massa
    • Ik heb een paar monsters genomen om te analyseren. 
    • in de techniek is het nemen van een monster vrijwel altijd bedoeld om hierop een bepaling te doen van een grootheid die een exacte representatie is van die van de grotere massa 
  3. iets dat vertoond wordt als een proefstuk, een staal
vervoeging van
monsteren

monster

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monsteren
    • Ik monster. 
  2. gebiedende wijs van monsteren
    • Monster! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van monsteren
    • Monster je? 
100 % van de Nederlanders;
99 % van de Vlamingen.[6]


enkelvoud meervoud
monster monsters

monster

  1. monster, gedrocht.