Naar inhoud springen

pianiste

Uit WikiWoordenboek

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • pi·a·nis·te
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord pianiste pianistes
verkleinwoord - -

Zelfstandig naamwoord

de pianiste v

  1. vrouw die op een piano speelt
    • Afwezig staarde Bonanza naar de blonde pianiste die achter mij en een muur van planten ‘Cry me a river’ zong. [2]
  2. vrouw die goed piano speelt
    • Héléna Sonck, zijn echtgenote, die met kunstzin leder bewerkte en een ervaren pianiste was, trad als gastvrouw op. [3]
  3. (beroep) vrouw die in haar geld verdient met pianospelen
    • Het scheelde maar weinig of Enid Starkie zou niet een academische carrière als romaniste hebben gevolgd, maar naar het conservatorium zijn gegaan en pianiste zijn geworden. [4]
Hyponiemen

Gangbaarheid

98 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[5]

Meer informatie

Verwijzingen

  1. ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. ↑
    Lemmering B. (ps. van Tolman, R.)
    "Op weg naar het Andere Museum." in: Hollands Maandblad. 436 jrg. 25 nr. 3 (maart 1984) Stichting Hollands Weekblad, Den Haag    ; p. 27; geraadpleegd 2018-06-17
  3. ↑
    Magerman, A.
    "Modest Huys:optimist van het luminisme." in: Ons Erfdeel. jrg. 13 nr. 4 (juni 1970) Stichting Ons Erfdeel, Rekkem / Raamsdonk-Dorp    ; p. 120; geraadpleegd 2018-06-17
  4. ↑
    Burnier, A.
    De zwembadmentaliteit. 2e druk (1979) Em. Querido's Uitgeverij, Amsterdam    ; ISBN 90 214 5547 1; p. 101; geraadpleegd 2018-06-17
  5. ↑ Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be


Frans

Uitspraak
enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  pianiste     le/la pianiste     pianistes     les pianistes  

Zelfstandig naamwoord

pianiste m/v

  1. (muziek), (beroep): pianist, pianiste
Hyperoniemen
Verwante begrippen
Overgenomen van "https://nl.wiktionary.org/w/index.php?title=pianiste&oldid=4786286"