table

• IPA: /ˈteɪbəl/

table

1. tafel

   «This table is made out of wood.»

   Deze tafel is gemaakt uit hout.

2. tabel

   «This table shows the income of this month.»

   Deze tabel toont de inkomen van deze maand.

• [1] desk
• [2] grid, graph, chart

• furniture

• coffee table, tea table, lectern, nightstand, pedestal table, writing desk

• to go to table
  • aan tafel gaan
• to turn the table upon your opponent
  • je tegenstander verslaan met diens eigen argumenten
• table manners
  • tafelmanieren
• table of contents
  • inhoudsopgave
• table tennis
  • tafeltennis
• the tables are turned
  • de rollen zijn omgedraaid

• Zie Wikipedia voor meer informatie.

table v

1. tafel
2. tabel

• dresser/mettre la table
  • de tafel dekken
• faire table rase
  • schoon schip maken
• les tables de la loi
  • de tafelen der Wet
• se mettre à table
  • aan tafel gaan
• table d'autel
  • altaarblad
• table de cuisson
  • kookplaat
• table de multiplication
  • tafel van vermenigvuldiging
• table de nuit
  • nachtkastje

• Zie Wikipedia voor meer informatie.