Naar inhoud springen

-a

Uit WikiWoordenboek
Huidig
bestand
16
  • uit en volgens Latijn

-a v

  1. vormt een zelfstandig naamwoord dat een vrouwelijk persoon omschrijft van een zelfstandig naamwoord van Latijnse oorsprong
    • politicus → politica 
    • classicus → classica 
  2. vormt een meisjesnaam van een eigennaam, vaak een jongensnaam
    • Paul → Paula. 
    • Quirinus → Quirina. 


Huidig
bestand
1

-a, v

  1. vormt een meisjesnaam van een eigennaam, vaak een jongensnaam
    «Martin → Martina»



Huidig
bestand
4

-a m of g

  1. vormt zelfstandige naamwoorden van enkele werkwoorden, hiervan de handelend persoon of dader gevend,
    -er, -aar.
    • Deze afleiding komt weinig voor.
    «com + lēgĕre → (collēgĕre) → collēga»
    samen + verzamelen, lezen → (verenigen) → ambtgenoot, helper
    «perfŭgereperfŭga»
    toevlucht nemen → overloper
    «scrībĕrescrība»
    schrijven → schrijver

-a

  1. nominatief enkelvoud van achtervoegsel -a
  1. vocatief enkelvoud van achtervoegsel -a

  1. ablatief enkelvoud van achtervoegsel -a


  1. nominatief vrouwelijk enkelvoud van achtervoegsel -us
  1. vocatief vrouwelijk enkelvoud van achtervoegsel -us
  1. nominatief onzijdig meervoud van achtervoegsel -us
  1. accusatief onzijdig meervoud van achtervoegsel -us
  1. vocatief onzijdig meervoud van achtervoegsel -us

  1. ablatief vrouwelijk enkelvoud van achtervoegsel -us



Klinkerharmonie
Niet-palataal -a
Palataal -e

-a na "a", "ı", "o" of "u"

  1. vormt de datief van een zelfstandig naamwoord.
    «Adamalar - adamlara»
    Mensen - aan mensen.