Naar inhoud springen

-erwijs

Uit WikiWoordenboek
Huidig
bestand
23
  • IPA: /-ərˈʋɛɪs/
  • -er·wijs
  • Ontstaan uit wijs (of oorspronkelijk wijze) en de buigingsuitgang -er voor de genitief vrouwelijk van een bijvoeglijk naamwoord

-erwijs

  1. vormt een bijvoeglijk naamwoord of een bijwoord uit een deelwoord of een bijvoeglijk naamwoord dat een manier aangeeft waarop een handeling plaatsheeft
    • Van het deelwoord "schertsend" kan met het achtervoegsel -erwijs het bijwoord "schertsenderwijs" gevormd worden.