lekkerbek
Uiterlijk
- lek·ker·bek
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | lekkerbek | lekkerbekken |
verkleinwoord | lekkerbekje | lekkerbekjes |
de lekkerbek m
- liefhebber van smakelijk eten
- - Een luieraar en een luiwammes verschillen evenveel van elkaar als een lekkerbek en een veelvraat. Keek naar het verheven genot van parende libellen. Hoorde zelfs hun vleugels, een extatisch geluid, als flapperend papier tussen de spaken van een fiets. Tuurde naar een hazelworm die rond de wortels waar ik lag een miniatuur-Amazone verkende. Stilte? Niet helemaal, nee.[2]
- (kookkunst) gefrituurde witvis (vroeger wijting en kabeljauw tegenwoordig: heek, pollak of schelvis)
- - Hé Jan, neem jij even drie lekkerbekjes mee van de visboer
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
vervoeging van |
---|
lekkerbekken |
lekkerbek
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekkerbekken
- Ik lekkerbek.
- gebiedende wijs van lekkerbekken
- Lekkerbek!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van lekkerbekken
- Lekkerbek je?
- Het woord lekkerbek staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "lekkerbek" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Mitchell, David Wolkenatlas vertaald door Aad van der Mijn 2005 ISBN 9021474840 pagina 62
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 9
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 3 lettergrepen in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Samenstelling in het Nederlands
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Kookkunst in het Nederlands
- Werkwoordsvorm in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 100 %
- Prevalentie Vlaanderen 99 %