Naar inhoud springen

online

Uit WikiWoordenboek
  • on·line
stellend
onverbogen online
verbogen online

online

  1. (informatica) in verbinding met het internet
    • Hij was een tijdje online geweest. 
  2. op/via het internet
    • Daarvan bestaat ook een online versie. 
    • Je kunt online woorden opzoeken bij WikiWoordenboek. 
     Hij zat vol met spullen, die ik thuis online had gekocht bij Bergfreunde, om me te beschermen in de hoge bergen.[1]
     De twee wilden graag online vertellen over de tienerzwangerschap om "met een eerlijk en echt verhaal" tegengas te bieden aan de negatieve reacties die ze hebben gekregen. "Het was niet gepland, maar je bent echt wel het allerbeste dat ons is overkomen", zegt Emma in de video tegen haar zoon.[2]
  • on line (officiële spelling tot 2006)
  • Een samenstelling met "online-" gevolgd door een zelfstandig naamwoord (aaneengeschreven) kan voorkomen naast "online" als bijvoeglijk naamwoord gevolgd door dat zelfstandig naamwoord in een woordgroep. Er is een verschil in uitspraak. Bij de samenstelling is er één hoofdklemtoon op (on)line-, bij de woordgroep krijgen zowel "online" als het zelfstandige naamwoord een hoofdklemtoon. [3]
  • Als dat nodig is om verwarring te voorkomen, kan in een samenstelling met "online-" met een koppelteken worden geschreven; dit is altijd nodig wanneer er klinkerbotsing is doordat het volgende woord met e, i of u begint.
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]
  1. Tim Voors
    “Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers op Wikipedia
  2. Bronlink geraadpleegd op 13 juli 2022 Weblink bron “Henny Huisman hoorde van Shownieuws dat hij overgrootvader werd” (10 juli 2022), NU.nl
  3. Bronlink geraadpleegd op 21 januari 2024 Weblink bron “Online winkel / online-winkel / onlinewinkel” op taaladvies.net
  4. Bronlink geraadpleegd op 28 april 2020 Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be