pais
Niet te verwarren met: país |
- pais
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘vrede’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
- van Middelnederlands pais [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | pais | |
verkleinwoord |
- toestand van rust en vrede
- pais en vree
vrede
- Het woord pais staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "pais" herkend door:
60 % | van de Nederlanders; |
21 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "pais" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ pais op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ NRC Michel Krielaars 13 maart 2015
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Tussen rood en zwart” (2014), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044625691
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- toestand van rust en vrede
pais
- toestand van rust en vrede
Categorieën:
- Woorden in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands van lengte 4
- Woorden in het Nederlands met audioweergave
- Woorden met 1 lettergreep in het Nederlands
- Woorden in het Nederlands met IPA-weergave
- Zelfstandig naamwoord in het Nederlands
- Woordenlijst Nederlandse Taal
- Prevalentie Nederland 60 %
- Prevalentie Vlaanderen 21 %
- Woorden in het Middelnederlands
- Woorden in het Middelnederlands van lengte 4
- Zelfstandig naamwoord in het Middelnederlands
- Woorden in het Oudfrans
- Zelfstandig naamwoord in het Oudfrans