sem

• IPA: /ˈʃɛm/

sem

1. noch

sem

1. vrijdag

Dagen in het Kabylisch
Erfwoorden: Leenwoorden:	arim letnayen maandag	aram ttlata dinsdag	ahad larbɛa woensdag	amhad lexmis donderdag	sem lǧemɛa vrijdag	sed ssebt zaterdag	ačer lḥedd zondag

sem

1. hier, hierheen; hier naar toe

• semle

• tam a sem

sem

1. hier, hierheen; hier naar toe

• IPA: /sɛm/
• Geluid:  sem    (hulp, bestand)

• sem

sem

1. hier, hierheen; hier naar toe

   «Hned to sem přines!»

   Breng dat meteen hierheen!

2. trekken; opschrift op deuren

• Oude schrijfwijze: semo

• jsem

1. semka
2. –

1. nikam, pryč (bw.), tam
2. tam

• semhle
• semka
• semto
• semže

• až sem – tot hier
• cesta sem – de reis / weg hierheen
• chodit sem a tam – heen en weer lopen
• sem nahoru – hier omhoog
• sem tam

• kam (bw.)
• tu
• zde

• Internetová jazyková příručka - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Slovník spisovného jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)
• Příruční slovník jazyka českého - Ústav pro jazyk český AV ČR (Tsjechisch)

sem

1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd aantonende wijs van het imperfectieve werkwoord být: (ik) ben

• jsem
• (dialect: Moravisch) jsu
• (dialect: Moravisch) su