Naar inhoud springen

taxi

Uit WikiWoordenboek
  • taxi (niet afgebroken)
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘huurauto met chauffeur’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1911 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord taxi taxi's
verkleinwoord taxietje taxietjes

de taxim

  1. (verkeer) een voertuig bestemd om tegen betaling klanten van de ene plaats naar de andere te brengen
    • Ik heb maar een taxi genomen. 
vervoeging van
taxiën

taxi

  1. eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taxiën
    • Ik taxi. 
  2. gebiedende wijs van taxiën
    • Taxi! 
  3. (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van taxiën
    • Taxi je? 
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]


  • In de meeste woordenboeken beschouwd als een verkorting van taximètre "taximeter", "huurkoets (voorzien van een taximeter)", voor het eerst aangetroffen rond 1900.[1]
  • Volgens de Franse geschiedkundige Michel Pastoureau een eponiem, vernoemd naar het adellijk geslacht Thurn und Taxis,[2] dat in Europa een continentale postdienst invoerde.

taxi m

  1. (verkeer) een voertuig bestemd om tegen betaling klanten van de ene plaats naar de andere te brengen
  2. (spreektaal) taxichauffeur
    «Joe le taxi, il va pas partout.»
    Joe de taxichauffeur rijdt niet overal naar toe. [3]
  1. Bronlink Weblink bron taxi in: Trésor de la Langue Française informatisé, version informatisée op www.cnrtl.fr/
  2. “Jaune. Histoire d'une couleur” (2019), Édition du Seuil, Paris, p. 212, 232-233 (notes no 93 et 94)
  3. Wouw, Berry van de
    , Woordenboek populair Frans - Nederlands. Woordenboek van het Frans dat u op school nooit leerde, 2e druk, Breda: Uitgeverij Arti-Choc, 2014; p. 197


  • ta·xi
  • Afkomstig van de Engelse zelfstandige naamwoorden taxi en taxicab
Naar frequentie 2518
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   taxi     taxien     taxier     taxiene  
genitief   taxis     taxiens     taxiers     taxienes  

taxi, m

  1. (verkeer) taxi
  • bestille taxi
een taxi bestellen


  • ta·xi
  • Afkomstig van de Engelse zelfstandige naamwoorden taxi en taxicab
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   taxi     taxien     taxiar     taxiane  

taxi, m

  1. (verkeer) taxi


enkelvoud meervoud
taxi taxis

taxi m

  1. (verkeer) taxi