Naar inhoud springen

Verteerbaarheid

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Dit is een oude versie van deze pagina, bewerkt door Piotrpavel (overleg | bijdragen) op 19 jul 2024 om 13:38.
Deze versie kan sterk verschillen van de huidige versie van deze pagina.

Verteerbaarheid is, in de dierfysiologie, de afbraakmogelijkheid van voedsel in de spijsverteringsorganen, en wordt uitgedrukt in een verterings-coëfficiënt. Hoe hoger de verteerbaarheid, des te minder ontlasting er wordt geproduceerd. De verteerbaarheid hangt af van het organisme dat het voedingsmiddel verteert. Hierbij moet onderscheid gemaakt worden tussen eenmagigen, zoals de mens, en meermagigen, zoals herkauwers. Terwijl bij het paard, dat maar één maag heeft, de blindedarm zodanig is aangepast dat, net als bij herkauwers, gras verteerd kan worden.

In het laboratorium kan de verteerbaarheid van een bepaald soort dierenvoer, of een voedingsmiddel, met speciale methoden worden vastgesteld: de zogenaamde in-vitroverteerbaarheid. Zo wordt voor bijvoorbeeld rundvee de verteerbaarheid van kuilgras, snijmaïs en krachtvoer in het laboratorium vastgesteld. Gebruikte methoden zijn die van Tilley en Terry, en de Englyst-methode.

Voeding voor patiënten met een bepaalde aandoening aan het darmstelsel, is voor 100% verteerbaar.

Mens

Bij ziekte of verzwakking van het gestel is het soms moeilijk om te eten zonder het kort daarna weer over te geven. Doordat het systeem reeds belast is komt de spijsvertering in het gedrang met als gevolg dat deze gevoeliger wordt voor bepaalde voedingsmiddelen.

Soms wordt dit dan ook figuurlijk gebruikt, zoals "licht verteerbaar nieuws" waarbij het dan gaat over korte, leuke nieuwsfeitjes in tegenstelling tot "zwaar op de maag liggend nieuws" als berichtgeving over oorlogen of (slechte) beurscijfers.

Typische voorbeelden van licht verteerbaar voedsel zijn kippensoep, beschuiten[1], (wit) brood. Vet eten zoals veel vleessoorten daarentegen wordt doorgaans zwaarder verteerd.

Zie ook