Naar inhoud springen

Liberalisme in Nederland

Uit Wikipedia, de vrije encyclopedie
Politieke ideologieën

Dit artikel is een deel van de reeks over politiek

Ideologie
Anarchisme
Christendemocratie
Communisme
Communitarisme
Conservatief-liberalisme
Conservatisme
Ecologisme
Fascisme
Franquisme
Feminisme
Geoïsme
Islamisme
Klassiek liberalisme
Liberalisme
Libertarisme
Linksnationalisme
Nationalisme
Ordoliberalisme
Pan-nationalisme
Nationaalsocialisme
Sociaaldemocratie
Sociaalliberalisme
Socialisme
Portaal  Portaalicoon   Politiek

Het liberalisme in Nederland komt eind 18e eeuw op als onderdeel van de Verlichting in Europa. Nederland kent grofweg vier liberale stromingen, te weten het klassiek liberalisme, het conservatief-liberalisme, het sociaalliberalisme en het meer recente libertarisme.

Johan Rudolph Thorbecke rond 1852

Het liberalisme was vanaf 1848 in Nederland de dominante politieke stroming. De liberaal Johan Rudolph Thorbecke introduceerde in Nederland het parlementair stelsel. Eind 19e eeuw domineerden de liberalen ook de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Pas toen andere politieke stromingen (katholieken, protestanten en later socialisten) zich organiseerden, zagen de liberalen de noodzaak om zich in partijverband te organiseren. Omstreeks 1885 raken de liberalen verdeeld in conservatief-liberalen en sociaal-liberalen.

Naoorlogs liberalisme

[bewerken | brontekst bewerken]
Partijjassen van VVD en D66, 2010 in Ulft

Terwijl het met de conservatief-liberale Partij van de Vrijheid (PvdV) electoraal bergafwaarts ging, fuseerde de sociaal-liberale Vrijzinnig-Democratische Bond (VDB) met de sociaaldemocratische Sociaal-Democratische Arbeiderspartij (SDAP) en de progressief-christelijke Christelijk-Democratische Unie (CDU) tot de Partij van de Arbeid (PvdA). Uit onvrede over de 'te socialistische' koers stapten een aantal sociaal-liberalen, onder wie de latere partijleider Pieter Oud, uit de PvdA en vormden samen met de PvdV in 1948 een nieuwe liberale partij: de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD). Onder Ouds leiding werd deze al snel de derde politieke groepering van het land.

In de beginjaren stond deze nieuwe partij bekend als sociaal-liberaal, maar vanaf begin jaren 70 begon de VVD onder Hans Wiegel een conservatievere koers te varen waardoor de partij vooral voor zwevende CDA-kiezers een alternatief werd. Vanaf dit moment kent de VVD zowel een conservatief-liberale vleugel (o.a. vertegenwoordigd door Hans Wiegel en Frits Bolkestein) als een sociaal-liberale vleugel (o.a. vertegenwoordigd door Jozias van Aartsen en Mark Rutte). Een groepje sociaal-liberale VVD'ers die ontevreden waren over de 'te rechtse' koers stichten een nieuwe liberale partij: Democraten 66 (D66).

Vanaf 2002 heeft de VVD het weer moeilijk, concurrenten als de LPF en de Partij voor de Vrijheid vormen voor de conservatief-liberale kiezers een alternatief voor de 'te linkse' VVD. Onder de sociaal-liberaal Mark Rutte legt de VVD de nadruk weer op rechtse thema's zoals immigratie en veiligheid in de hoop de rechtse kiezers weer terug te winnen. Sommige sociaal-liberalen kunnen zich echter niet vinden in dit verhaal en stappen over op D66, daarentegen vinden sommige conservatief-liberale kiezers het draaierig overkomen en kiezen voor de PVV. Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2010 won de VVD echter met 31 zetels. Het was de eerste keer sinds de Eerste Wereldoorlog dat een liberale partij de grootste werd in Nederland.

Zowel de VVD als D66 zijn lid van de Liberale Internationale en de Partij van Europese Liberalen en Democraten (ELDR).

In 2004 begon partijleider Femke Halsema GroenLinks eveneens te positioneren als vrijzinnige, sociaal-liberale partij. In 2006 werd de Liberaal Democratische Partij (LibDem) opgericht om onderdak te bieden aan de kiezers die zich niet meer in de koers van de andere (liberale) partijen konden vinden.

In 2021 kwam Volt Nederland in de Tweede Kamer. De partij, die stelt pan-Europees te zijn, is van sociaal-liberale inslag en wordt ook wel als de derde liberale partij in het Nederlandse parlement aangeduid.[1]

Partijen en organisaties

[bewerken | brontekst bewerken]

Conservatief-liberale partijen

[bewerken | brontekst bewerken]
Mark Rutte, sinds 2006 leider van de VVD

Sociaal-liberale partijen

[bewerken | brontekst bewerken]
Alexander Pechtold, politieke leider van D66 van 2006 tot 2018

Libertaire partijen

[bewerken | brontekst bewerken]
  • 1993: De Libertaire Partij wordt opgericht en doet mee aan de Tweede Kamerverkiezingen van 1994, maar behaalt geen zetels.
  • 2012: Bij de Tweede Kamerverkiezingen van 2012, 2017 en 2021 behaalt de Libertaire Partij evenmin zetels, maar desondanks is de partij nog steeds actief, zowel landelijk en lokaal.

Jongerenorganisaties

[bewerken | brontekst bewerken]

In 1949 is de Jongerenorganisatie Vrijheid en Democratie (JOVD) opgericht. Deze van oorsprong onafhankelijke liberale jongerenorganisatie is thans nauw verbonden met de VVD. In 1966 waren leden uit de JOVD en de VVD betrokken bij de oprichting van D66. Sinds 1984 is aan D66 de jongerenorganisatie Jonge Democraten verbonden. De JD is met ongeveer 5000 leden de grootste niet-christelijke politieke jongerenorganisatie van Nederland. Op 1 oktober 2012 werd de eerste Nederlandse libertarische jongerenorganisatie, het Liberaal Jongeren Platform (LIJP), opgericht door leden van zowel de Jonge Democraten als de JOVD. Wegens een tekort aan gegadigden voor het vrijwilligerskader en bestuur heeft de organisatie zichzelf in 2017 echter opgeheven.[2] Volt Nederland heeft geen jongerenafdeling.

Liberale leiders

[bewerken | brontekst bewerken]
Sigrid Kaag, politiek leider van D66 2020-2023

Liberale filosofen

[bewerken | brontekst bewerken]

Parlementaire vertegenwoordiging

[bewerken | brontekst bewerken]
Historisch overzicht van zetelaantallen VVD en D66

De vertegenwoordiging van het Nederlands liberalisme in de Tweede Kamer.

Verkiezingen Zetels VVD Zetels D66 Zetels Volt Samen Kiezers Coalitiedeelname
1956 13 0 0 13 8,7% geen
1959 19 0 0 19 12,2% VVD
1963 16 0 0 16 10,2% VVD
1967 17 7 0 24 15,1% VVD
1971 16 11 0 27 17,0% VVD
1972 22 6 0 28 18,5% D66
1977 28 8 0 36 23,3% VVD
1981 26 17 0 43 28,3% D66
1982 36 6 0 42 27,4% VVD
1986 27 9 0 36 23,5% VVD
1989 22 12 0 34 22,5% geen
1994 31 24 0 55 35,3% D66 & VVD
1998 38 14 0 52 33,7% D66 & VVD
2002 24 7 0 31 20,6% VVD
2003 28 6 0 34 21,9% D66 & VVD
2006 22 3 0 25 16,7% geen
2010[3] 31 10 0 41 27,3% VVD
2012 41 12 0 53 35,3% VVD
2017 33 19 0 52 34,7% D66 & VVD
2021[4] 34 24 3 61 41,1% D66 & VVD
2023 24 9 2 35 23,2% nog niet bekend

Bronvermelding

[bewerken | brontekst bewerken]