Naar inhoud springen

mettre

Uit WikiWoordenboek
stamtijd
infinitief verleden
tijd
voltooid
deelwoord
mettre
mettais
mis
derde groep volledig

mettre

  1. overgankelijk leggen
  2. overgankelijk plaatsen
  3. overgankelijk zetten
  4. overgankelijk (kleding) aandoen [1], aantrekken [4] (v. kleding, schoenen e.d.)
  5. overgankelijk klaarmaken, gereedmaken (bijv. van dingen in het huishouden)
    «Mettre la table.»
    De tafel dekken.
  6. overgankelijk aanzetten [7], in werking stellen (v. apparaten)
  7. overgankelijk teweegbrengen, veroorzaken
  8. overgankelijk (informeel) klappen uitdelen aan, slaan
  9. overgankelijk (informeel) kloppen, verslaan